Onderwijs waarin de kijk op jongens en meiden (g)een rol speelt

Stichting School & Veiligheid organiseert medio oktober de onderwijsconferentie Genderwijs voor onderwijsprofessionals in het po, vo en mbo. In welke mate speelt de specifieke kijk op jongens en meiden op scholen een rol? Tijdens de interactieve conferentie ligt het accent op het delen van praktijkervaringen over deze vraag.

Onderwijsconferentie Genderwijs, woensdag 14 oktober, Jaarbeurs Utrecht.
Meer info:
https://www.schoolenveiligheid.nl/genderwijs

Als je op jonge leeftijd wordt aangesproken op stoer of mooi zijn, je kamer vol staat met superhelden en lego of barbies en knutselspullen - dan heeft dat invloed op de ontwikkeling van je denkbeelden over hoe de wereld in elkaar zit. Naast het speelgoed dat kinderen krijgen, zijn het ook de kleren die ze dragen, en de gedachten en wensen die over hen worden uitgesproken die bijdragen aan hun zelfbeeld. 

“We willen kinderen meegeven dat ze zichzelf mogen zijn, hun eigen identiteit mogen ontwikkelen en hun eigen keuzes mogen maken”, zegt directeur Klaas Hiemstra van Stichting School & Veiligheid, die zich sterk maakt voor een sociaal veilig schoolklimaat. “Tegelijkertijd krijgen ze dagelijks subtiele en minder subtiele signalen dat ze horen te voldoen aan de gendernormen die nog altijd in onze maatschappij gelden. Daarom vinden we het belangrijk er een conferentie aan te wijden.”

Als gevolg van de gendernormen bewandelen meiden over het algemeen een ander levenspad dan jongens, blijkt uit de Emancipatiemonitor 2018 van het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Sociaal Cultureel Planbureau. “De maatschappij speelt, ongewild en ongemerkt, socialisatie in de kaart door al op heel jonge leeftijd die verschillen te maken”, verduidelijkt ontwikkelingspsycholoog Steven Pont. “Je komt niet in een vacuüm ter wereld. Er zijn allerlei psychosociale verwachtingen die voortkomen uit je geslacht.”

“Ik ben altijd wel goed gebekt, en soms vinden mannelijke docenten dat een beetje raar ofzo. Die gaan me dan anders behandelen. Ze moeten dan soms beseffen, o ja nu zei ze ook iets inhoudelijks.” - Anna, 18 jaar

Maar er ís toch een onderscheid tussen jongens en meiden, zou je kunnen stellen. De hersenen zijn immers anders. En ook de hormonen spelen een rol. “Dat klopt”, zegt Pont. “Over het algemeen zijn meiden taliger, en is het gedrag van jongens agressiever. Er zijn dus verschillen, maar de overeenkomsten tussen de seksen zijn vele malen groter. De verschillen zitten ’m vooral in de uitersten, waarop de stereotypen worden gebaseerd.” 

Zolang kinderen voornamelijk worden aangesproken op de verschillen, worden de verschillen de norm in plaats van de overeenkomsten. Een pabo-leercoach zegt hierover: “Het stille meisje en de schreeuwerige jongen hebben hetzelfde nodig, maar je behandelt ze wel anders. Daarmee vergeet je het kind. Het beste is om te vragen: Waar heb jij behoefte aan?” 

In Nederland leven we in een zogenoemde binaire samenleving. We denken in jongens en meisjes, ofwel we categoriseren. “Dat is op zich niet het probleem, maar wél dat we er ook waarden aan toevoegen”, zegt Steven Pont. “Meiden die op voetbal zitten is oké, jongens die aan ballet doen is minder oké.” 

Het heeft er alle schijn van dat vrouwelijke eigenschappen in minder hoog aanzien staan. Zo wordt een jongensachtig meisje een tomboy genoemd, vaak positief bedoeld. Maar een meisjesachtige jongen krijgt in negatieve zin te horen dat hij een sissy is. 

”Ik wilde graag het kerstgala organiseren, maar dat hoorden de meiden te doen. Doe jij maar iets met goede doelen ofzo”, zei mijn leraar. - Rick, 17 jaar

Het is niet verbazingwekkend dat kinderen de normen en waarden overnemen die in de maatschappij gelden. Conformisme loont, is de boodschap die kinderen meestal meekrijgen. “Jongeren spiegelen zich aan elkaar, nemen elkaars gedrag over. Ik wil erbij horen, ik wil niet anders zijn”, verduidelijkt Pont. “En daar komt het pesten uit voort. Want zij die zich niet aan de algemeen geldende normen en waarden houden, worden verstoten om de identiteit van de groep sterker te maken.”

“Voor het mbo gaat het zeker op dat jongeren zich laten beïnvloeden door gendernormen in de maatschappij. Ik denk echt dat er meer meiden in de techniek willen maar dat ze zich laten weerhouden door hun omgeving.” - Leerkracht ROC

Uit een publicatie (2017) van de Britse wetenschapper Javid Abdelmonein, die onderzoek doet naar genderconditionering, blijkt dat meisjes zichzelf onderschatten en jongens juist het tegenovergestelde doen.

Katja Schade

Dat jongens over het algemeen bevestigd worden in stoer ofwel branieachtig gedrag, heeft zijn weerslag op hun schoolprestaties, stelt Jan Jaap Hubeek, opleidingsmanager aan de pabo Leiden. “Ze vallen daardoor eerder uit, en blijven vaker zitten. Meiden daarentegen vertonen veel langer het gewenste gedrag om dat te voorkomen. Maar als ze hun diploma’s hebben gehaald en de arbeidsmarkt op gaan, zijn zij het die vaker uitvallen. Dan moeten ze ineens voor zichzelf keuzes gaan maken - wordt er een heel ander appel op ze gedaan. De schoolcultuur en de werkcultuur zijn totaal verschillend in waardering van bepaald gedrag. Daardoor stromen jongens eerder in en door op de arbeidsmarkt.

“In het voorgezet onderwijs werken ze meer vak- en toetsgerelateerd. Diploma’s doen ertoe. Wilsvorming, wie jij bent, wat je wilt; we vinden het allemaal belangrijk, maar het telt niet mee op de middelbare school. - Jan Jaap Hubeek

Uit een publicatie (2017) van de Britse wetenschapper Javid Abdelmonein, die onderzoek doet naar genderconditionering, blijkt dat meisjes zichzelf onderschatten en jongens juist het tegenovergestelde doen. Dat patroon is terug te zien bij de techniek- en ICT-opleidingen, is de conclusie van een publicatie van het VHTO, het landelijk expertisebureau meisjes/vrouwen en bèta/techniek. Die publicatie (2018) is het resultaat van een onderzoek naar onder meer genderstereotype beelden, op grond waarvan tien inzichten werden gebundeld.

Volgens Annemijn Smulders, projectmedewerker bij het VHTO, spelen docenten daarin onbedoeld een rol. Jongens worden dikwijls meer uitgedaagd, terwijl meiden vaker worden geprezen en minder snel feedback krijgen. Als gevolg van die lagere verwachtingen wordt de onzekerheid van meiden in de hand gewerkt. De twijfel van anderen over hun kunnen heeft immers invloed op hun zelfbeeld. 

 “We hebben vakvrouwen gevraagd waarom zij voor de techniek hebben gekozen”, zegt Akke Visser, senior manager bij het VHTO. “Het antwoord is vaak dat zij iemand kenden die in de techniek werkte, een buurvrouw of een oom. Daardoor bleken ze minder huiverig om in een mannenomgeving terecht te komen.” 

“Maar wij willen dat veel meer vrouwen techniek als een optie zien”, vervolgt Visser. “Het is daarom belangrijk om een diverse groep rolmodellen te laten zien. Dat doen we onder meer door vrouwelijke professionals – werkzaam in de techniek, bèta en ICT – in gesprek te laten gaan met meiden tijdens voorlichtingsdagen. Ons uiteindelijke doel is overigens niet dat zoveel mogelijk meisjes voor de techniek kiezen, maar wél dat ze de vrijheid voelen om ervoor te gaan.”

Ook docenten kunnen bij jongeren in belangrijke mate bijdragen aan een ruimere blik, waardoor die zich vrijer voelen minder voor de hand liggende keuzes te maken. Door als school aan de slag te gaan met genderbewust onderwijs worden leerlingen beter toegerust op de uitdagingen die hun te wachten staan, zegt Klaas Hiemstra van School & Veiligheid. “Maar het is een complex onderwerp, dat het onderwijsveld niet alleen kan oplossen. Daarom is het goed er met elkaar over in gesprek te gaan, van gedachten te wisselen en workshops te volgen om inspiratie op te doen.”

Deze tekst is tot stand gekomen op basis van interviews met onderwijsprofessionals, (oud)leerlingen en experts als VHTO, Steven Pont en Jan Jaap Hubeek ter voorbereiding van de Onderwijsconferentie Genderwijs.
Onderwijsconferentie Genderwijs, woensdag 14 oktober, Jaarbeurs Utrecht.
Meer info:
https://www.schoolenveiligheid.nl/genderwijs

Katja Schade is communicatieadviseur Stichting School & Veiligheid. 

Delen:

Artikel Nr. 9 Nr. 7 2020 Burgerschap Diversiteit Pesten