Adviespunt

Discriminatie is verboden en onwenselijk. Maar wat kun je eraan doen? Op deze pagina vind je een aantal belangrijke tips om discriminatie tegen te gaan.

1. Ken het onderscheid tussen stereotypen en vooroordelen

Vooroordelen en stereotypes zijn belangrijke voorspellers van discriminatie.
Een stereotype is een overdrijving: een ongenuanceerde of karikaturiserende opvatting over een groep mensen. Dat kan positief, negatief of neutraal zijn.
Een vooroordeel is een negatieve associatie die mensen bij anderen hebben omdat ze hen tot een bepaalde groep rekenen. Het gaat hier om gevoelens.

Wanneer iemand sterke vooroordelen heeft, dan is de kans op discriminatie groter. Richt je daarom op het verminderen van vooroordelen en stereotypen.

Weet dat het herhalen van stereotypen ze sterker maakt. Ook als je uitlegt dat bepaalde stereotype beelden niet kloppen dan worden deze toch versterkt in je onbewuste brein (‘denk niet aan een roze olifant’). Het is daarom beter stereotypen te vermijden en a-stereotypische voorbeelden te geven, bijvoorbeeld vader Maarten die fulltime thuis is met de kinderen of Fatma die techniekdocent is.

2. Beïnvloed de sociale norm

Een andere voorspeller van discriminatie is wat jij dénkt dat anderen denken. Als jij verwacht dat anderen discriminatie afkeuren, doe je harder je best om ook niet te discrimineren. Maar wanner je verwacht dat discriminatie mag en misschien wel wordt aangemoedigd, dan is de kans groter dat je zelf ook discrimineert. Je gedraagt je in beide situaties naar de ‘sociale norm’.

Een school kan die norm beïnvloeden. Als het uitgangspunt is dat discriminatie helaas wel voorkomt, maar dat het streng wordt afgekeurd, dan is de kans groot dat veel leerlingen en onderwijspersoneel hun best doen om niet te discrimineren.

  • Spreek je altijd uit tegen discriminatie en bevestig leerlingen die discriminatie afkeuren.
  • Discriminatie is strafbaar en verboden in de grondwet. Stel daarom nooit de vraag of discriminatie is toegestaan. Een discussie hierover dient geen enkel doel.
  • Voorkom discussies waarin leerlingen uit de meerderheid de ruimte krijgen om te oordelen of leerlingen uit de minderheid gelijke rechten en kansen zouden mogen hebben; dan geef je de indruk dat de rechten van mensen in de minderheid, ter discussie gesteld mag worden. Dus zogenaamde prikkelende stellingen zoals ‘de islam moet verboden worden’ of ‘homo’s mogen niet trouwen’ zijn géén goed idee: het geeft de indruk dat de meerderheid de grenzen van de vrijheid van de minderheid mag bepalen en verslapt de norm tegen discriminatie.
  • Wanneer je een leerling (of ouder) confronteert met een discriminerende uitspraak, dan zal de deze minder snel in de verdediging schieten wanneer je een ‘zachte’ manier van confronteren gebruikt. Vraag bijvoorbeeld om anders te denken over de situatie omdat dat eerlijker is. Of kies een stijl die verbindend is en die resulteert in meer begrip voor de gevoelens van die ander. Het kan ook helpen om positieve eigenschappen te benoemen in de feedback: “Ik kan mij eigenlijk niet voorstellen dat je het echt meent want ken jou als iemand die juist met veel kinderen bevriend is.”
  • Tot slot kun je ook inzetten op overeenkomsten tussen verschillende groepen en verschillen binnen een groep. Leerlingen zien dan dat het allemaal genuanceerder is dan ze dachten.

3. Wees het automatische brein te slim af, wees je bewust van je automatische piloot

Je intuïtie volgen is niet handig wanneer het gaat om je eigen vooroordelen. Want vooroordelen, en ook stereotypen, worden vaak automatisch geactiveerd in je brein. Je denkt dan niet bewust na, maar schakelt de automatische piloot in. Wanneer je oplettend bent, kun je jezelf corrigeren. Je brein werkt dan bewust en weloverwogen en dat voorkomt dat je handelt naar je automatische opvattingen. Mensen handelen echter vaker onbewust en automatisch, dan bewust en weloverwogen. Bij het beoordelen van een leerling of situatie is het dan ook raadzaam om niet af te gaan op je eerste gevoel of gedachte, maar weloverwogen na te denken en elkaar ook als teamleden hierop te blijven bevragen

4. Bevorder empathie

Wanneer je een positieve ontmoeting aangaat met iemand uit een andere groep, dan kan dit leiden tot empathie. Empathie kan zorgen voor minder vooroordelen en minder discriminatie. Er zijn wel een aantal voorwaarden van toepassing:

  • De ontmoeting moet positief zijn.
  • Het gaat erom dat je elkaar écht leert kennen en je echt inleeft in de ander. Bij een oppervlakkige ontmoeting werkt dit niet.

Je kunt bijvoorbeeld iemand uitnodigen die vertelt over zijn ervaring als vluchteling of haar ervaring met haar coming-out. Je kunt ook films, boeken of theater inzetten. Belangrijk is dat bij deze verhalen het perspectief voorop staat van de persoon die gediscrimineerd wordt, omdat dit leerlingen helpt zich in te leven en empathie te ontwikkelen. voelen?’.

Dit kun je doen op groepsniveau

  • Wees het goede voorbeeld. Spreek je uit tegen discriminatie en voor gelijkheid. Je kunt vertellen over je eigen ervaringen en rolmodellen in positie brengen.
  • Sluit aan bij leerlingen en stem je aanpak af op de ontwikkelingsfase en het niveau van de leerlingen. Kies je aanpak op basis van de kleur van je klas. Sommige kinderen weten hoe het is om gediscrimineerd te worden, anderen weten dat juist niet.
  • Geef aandacht aan het thema discriminatie en maak dit bespreekbaar, ook al is dit lastig. Leerlingen moeten leren omgaan met diversiteit in mensen en opvattingen en ook leren dat ze niet alles mogen zeggen en doen.
  • Zorg voor goede voorbeelden. Laat jongeren kennis maken met mensen die enigszins anders zijn. Laat echter ook zien dat mensen waarmee zij zich identificeren zich uitspreken tegen discriminatie. Door andere leerlingen op school als voorbeeld te laten zien waaruit blijkt dat discriminatie wordt afgekeurd en diversiteit wordt goedgekeurd stel je een positieve norm. Leerlingen kunnen zich hierdoor respectvoller gaan gedragen.
  • Wanneer leerlingen discriminerende opmerkingen maken of anderen uitsluiten, begrens dan op de woorden die ze gebruiken. Nodig ze echter ook uit om te vertellen waar die opmerking vandaan komt. Zo blijf je in verbinding.
  • Laat leerlingen met elkaar in gesprek gaan en zet het ervaringsverhaal centraal. “Ik voelde me gediscrimineerd toen…”, of “Ik zag dat iemand anders werd gediscrimineerd en toen…”. Laat ze vooral luisteren, want zo kunnen ze zich inleven in het perspectief van de ander.
  • Stimuleer samenwerking als middel om verbondenheid te creëren en te werken aan de groepsidentiteit van de klas of van de school.
  • Zet in op meervoudige sociale identiteit. Als leerlingen zich verbonden voelen met verschillende groepen en zien dat ze meerdere identiteiten hebben, dan komen ze in aanraking met verschillen en zijn ze beter in staat van perspectief te wisselen.
  • Verbind verschillende vormen van discriminatie en benoem de overeenkomst. Discriminatie op grond van religie of huidskleur heeft als overeenkomst dat hier sprake is van het buitensluiten van mensen of van groepen.
  • Zet de groep in als mogelijkheid om steun te geven aan een individuele klasgenoot of een groep. Vraag hen wat ze zelf kunnen doen om te reageren op discriminatie.
  • Geef informatie over wetten en mensenrechten waarin discriminatie expliciet wordt verboden. Deze wetten dragen een sociale norm uit en zijn er omdat veel mensen discriminatie afkeuren.

Dit artikel is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS).


Meer lezen

Kennisplatform Inclusief Samenleven

Anne Frank Stichting

Wij zijn Stichting School & Veiligheid. Wij ondersteunen scholen bij het bevorderen van een sociaal veilig klimaat. Dit doen wij door:

Creëer een sociaal veilige sfeer op school

Blijf op de hoogte

Meld je aan voor onze nieuwsbrief
en ontvang iedere maand actuele informatie
over sociale veiligheid op school.