Primair Onderwijs
Voortgezet Onderwijs
MBO
Creëer een sociaal veilige sfeer op school
Sociale veiligheid op school
Bekijk ook
Een veilige school is een school…
… waar medewerkers voortdurend serieus aandacht besteden aan het realiseren van een veilig schoolklimaat én aan het voorkomen, herkennen en aanpakken van grensoverschrijdend gedrag.
… die kritisch naar zichzelf blijft kijken, en ervoor zorgt dat elk incident leidt tot verkleining van de kans op nieuw grensoverschrijdend gedrag.
Dit alles gebeurt in een cultuur waarin zowel leerlingen als medewerkers aan het denken worden gezet over hun houding en handelen en in een cultuur waarin iedereen hier open over kan praten.
Sociale veiligheid gaat over het bevorderen van sociaal gedrag door bijvoorbeeld gedragsregels op school en het tegengaan van grensoverschrijdend en ongewenst gedrag. Voorbeelden zijn: pesten, agressie, geweld, discriminatie, racisme, (homo)seksuele intimidatie, radicalisering en extremisme.
In het onderstaande filmpje verbeelden wij onze visie op wat sociale veiligheid op school is.
Leerlingen zitten op school om te leren. Ze zijn pas in staat om te leren en zichzelf te ontwikkelen als ze zich veilig voelen en zichzelf kunnen zijn. Daarvoor is het nodig dat ze zich kwetsbaar kunnen opstellen, dat ze zich gezien en geaccepteerd voelen en dat ze het gevoel hebben erbij te horen.
Zorgen voor sociale veiligheid gaat dus over méér dan het tegengaan van onveiligheid. Leerlingen hebben ruimte nodig om te mogen ontdekken waar grenzen liggen, om fouten te maken, om te leren verantwoordelijkheid te nemen en daarop te worden aangesproken.
Voor leerlingen is de school niet alleen de plek waar ze lesstof leren, maar ook de plek waar zij leeftijdsgenoten ontmoeten en waar zij kennismaken met de samenleving en verschillen in normen, waarden en omgangsvormen. Dit doet een beroep op de pedagogische professionaliteit in de school en roept vragen op als:
Ook voor medewerkers geldt dat zij hun werk pas goed kunnen doen als ze zich veilig voelen, zich kwetsbaar op kunnen stellen en zich gezien en gehoord voelen. Ook zij moeten fouten kunnen maken en aangesproken worden op verantwoordelijkheden.
Het creëren van een sociaal veilig schoolklimaat is niet alleen noodzakelijk om goed te kunnen leren maar ook omdat het moet. Zorgen voor de sociale veiligheid van leerlingen én medewerkers is namelijk wettelijk verplicht.
Zo schrijven de Arbowet en de cao’s onderwijs voor dat de werkgever verplicht is een beleid te voeren gericht op de bescherming van medewerkers tegen onder andere seksuele intimidatie, agressie en geweld en het voorkomen van ongewenst gedrag.
De Kwaliteitswet zorgt ervoor dat scholen klachten over onder andere ongewenst gedrag of het niet nemen van maatregelen gericht op de veiligheid moeten behandelen.
De Wet bestrijding van seksueel geweld en seksuele intimidatie in het onderwijs heeft tot doel zedenmisdrijven in het onderwijs te voorkomen.
In 2015 is daar – als gevolg van een aanpassing van de onderwijswetten voor het primair en voortgezet onderwijs – de wet Veiligheid op school bijgekomen. Deze wet verplicht scholen beleid te voeren gericht op het aanpakken en voorkomen van pesten.
In dit animatiefilmpje leggen wij uit wat de wet Veiligheid op school betekent.
De Onderwijsinspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs. Ook ziet de inspectie toe op naleving van wetten en regels zoals de zorgplicht van de school voor de sociale veiligheid van de leerlingen. Als deze op tekorten wijst, is het van belang dat de school maatregelen neemt voor verbetering. Handhaving van de aangepaste wettelijke eisen vindt plaats sinds 1 augustus 2016. De Inspectie past de kaders jaarlijks aan. (Bron: Onderwijsinspectie.nl)
Wat kunnen leerlingen, ouders en personeel van de school verwachten als het gaat om veiligheid? En wat verwacht de school van hen? Waar kan iemand terecht met vragen of klachten en hoe gaat de school daarmee om? Een veiligheidsplan geeft antwoord op deze vragen.
Vanuit de wet Veiligheid op school, de Arbowetgeving en de cao afspraken zijn scholen verplicht actief en expliciet beleid te voeren met betrekking tot de veiligheid van personeel en leerlingen. Scholen moeten dit uitwerken in een veiligheidsplan en moeten dit opnemen in de schoolgids.
Een veiligheidsplan is meer dan een verzameling protocollen en regels. Een goed veiligheidsplan is een levend document dat je regelmatig raadpleegt, aanpast en bijstelt op basis van nieuwe inzichten en analyses uit de praktijk.
In een veiligheidsplan neem je minimaal op:
Lees ook de vragen en antwoorden over Sociale veiligheid van de Inspectie van het Onderwijs.
Het is wettelijk verplicht voor scholen om de veiligheidsbeleving te meten onder leerlingen (vanuit de wet Veiligheid op school) en onder personeel (vanuit de Arbowet). Daarbij is het een verplichting de sociale veiligheid van leerlingen te monitoren met een instrument dat een representatief en actueel beeld geeft op een valide en betrouwbare manier. Je moet leerlingen minimaal op deze drie aspecten bevragen:
Lees meer hierover in ons artikel Monitoring.
Daarnaast is een school verplicht om een beeld te vormen veiligheidsrisico’s en incidenten. Een school moet volgens de Arbowet een Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) afnemen. Gesignaleerde problemen moeten in een plan van aanpak worden opgenomen. Deze RI&E moet actueel zijn, wat betekent dat je het jaarlijks moet evalueren en actualiseren. Lees meer hierover op de website van VOION (arbeidsmarkt en opleidingenfonds vo). Deze jaarlijkse analyse momenten helpen om ook het veiligheidsplan weer te actualiseren. VOION heeft het instrument Arboscan-VO ontwikkeld om je te ondersteunen bij het opstellen van de RI&E.
Een veiligheidsplan is meer dan een verzameling protocollen en regels. Een goed veiligheidsplan is een levend document met een centrale rol in het veiligheidsbeleid. Dit plan moet je regelmatig raadplegen, aanpassen en bijstellen. Het Digitaal Veiligheidsplan van Stichting School & Veiligheid helpt je hierbij. Het is een draaiboek dat richting geeft aan het handelen van het team en andere betrokkenen bij de school.
Elke school is anders. En daarmee verschilt ook de aanpak voor een sociaal veilige omgeving voor elke school. In de brochure over de Netwerkbijeenkomst Gluren bij de buren (pdf) lees je vanaf pagina 4 acht verschillende inspirerende verhalen: hoe pakten andere scholen het aan?
Of bekijk vier filmpjes van scholen waar wij op bezoek zijn geweest:
Hoe geef je vorm aan sociale veiligheid? Daar zijn verschillende componenten voor nodig. Deze zes componenten werken we op deze pagina verder uit. Ze staan ook in deze folder die je kunt downloaden of bestellen via onze website.
Schoolbeleid begint met het opstellen van een visie. In die visie beschrijf je hoe je denkt over ontwikkeling en gedrag bij leerlingen, de grenzen daarvan en de verschillende verantwoordelijkheden. Daaruit vloeien doelstellingen en gedragsregels voort. Een visie ontwikkel je niet alleen, je wilt tenslotte dat de alle medewerkers de visie omarmen. Daarom raden wij aan om de visie samen met je personeelsleden te ontwikkelen. Zo zorg je namelijk voor (een gevoel van) eigenaarschap en ‘dragen’ de collega’s het beleid ook.
In de visie is feitelijke informatie over ontwikkeling en gedrag bij leerlingen ook noodzakelijk. Wat is nu ‘normaal’ gedrag voor leerlingen? Van daaruit stel je vragen als:
Professionals in de school spelen een belangrijke rol als het gaat om sociale veiligheid. Zij hebben tenslotte een taak bij het signaleren, begrenzen en aanpakken van grensoverschrijdend gedrag. Hun handelen krijgt richting via de visie, normen en waarden van de school.
Regels zijn ook in het onderwijs de normaalste zaak van de wereld. Vanaf dag één leren de kinderen om hun jas aan de kapstok te hangen, dat ze niet mogen rennen in de gang, dat ze elkaar niet moeten storen in de klas, enzovoort. Net als in het verkeer zorgen deze regels ervoor dat kinderen en medewerkers op school samen kunnen leven en werken.
Regels vormen een leidraad voor gedrag. En daarnaast vormen ze een toetssteen bij overtredingen. Het opstellen van regels vormt een onderdeel van het veiligheidsbeleid.
De kracht van gedragsregels schuilt in het feit dat elke school schooleigen gedragsregels opstelt. Gedragsregels zijn afhankelijk van het draagvlak van alle betrokkenen. Door met elkaar na te denken en besluiten te nemen over regels ontstaat er draagvlak. En hoe groter het draagvlak, hoe effectiever de regels. Regels zijn op deze manier een uiting van de gewenste schoolcultuur. Betrek ook leerlingen in de klas bij het opstellen van klassenregels: laat ze hierover meedenken.
De manier waarop je regels implementeert, is bepalend voor de effectiviteit ervan. Om regels en afspraken in de hoofden van iedereen te houden, is het noodzakelijk dat je alle betrokkenen voortdurend informeert óver de regels. Maak daarbij bijvoorbeeld gebruik van de schoolgids, de website van de school, vergaderingen, mentorlessen, ouderavonden en/of posters in gangen en lokalen.
Ook al zijn alle afspraken en regels bij iedereen bekend, dan nog komt het regelmatig voor dat de ene leraar een regel anders toepast dan de andere leraar. In een open en ondersteunende cultuur die gericht is op gezamenlijke verantwoordelijkheid ontstaat hierover regelmatig een gesprek. En dat is goed. Daardoor kom je tot een goede afstemming, aanscherping en bijstelling van de gemaakte afspraken.
De onderwijssector is waarschijnlijk de enige sector die met (jonge) kinderen werkt, maar geen beroepscode kent. Dat betekent dat schoolbesturen zelf gedragsregels moeten formuleren voor hun personeel. De werkgever is verantwoordelijk voor het opstellen van de code. In die code staat op welk gedrag werkgever en werknemer wederzijds aanspreekbaar zijn. Dat is altijd in relatie tot de grondslag en doelstelling van de school.
Het is dus ook niet de beroepsorganisatie die de code bewaakt of sanctioneert. Het feit dat de code een uitvloeisel is van de cao geeft aan dat het geen vrijblijvend document is. De directie heeft tot taak toe te zien op de naleving hiervan. En op het moment dat iemand zich gedraagt op een manier die haaks staat op de code, is het aan de directie om zo nodig maatregelen te treffen.
Voorbeeld van een code: “Personeelsleden die een goede reden hebben om aan te nemen dat het gedrag van een collega de belangen van andere collega’s, leerlingen of de school schaadt, proberen in collegiaal overleg tot een oplossing te komen”.
Sociale veiligheid draait erom dat je beschermd bent of je beschermd voelt tegen bedreigingen (van het gedrag) van mensen in en om de school.
Een belangrijke stap om het sociale klimaat te verbeteren, is zicht te krijgen hoe alle betrokkenen de veiligheid en het schoolklimaat beleven. Dit gaat om leerlingen, leraren, ouders, schoolondersteuners en directies. Als je weet wat er speelt, kun je knelpunten signaleren. Vervolgens kun je – als dat nodig is – het schoolbeleid daarop aanpassen.
Om dat inzicht te krijgen, kun je denken aan vragen als:
Iedere werkgever moet volgens de Arbowet een Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) afnemen. Dat geldt dus ook voor het bevoegd gezag van een school. Dat betekent dat je gesignaleerde problemen in een plan van aanpak moet opnemen. Deze RI&E moet actueel zijn. Daarom moet je de RI&E jaarlijks evalueren en actualiseren.
Een ander instrument is het registreren van incidenten. De aard en omvang van de incidenten is een belangrijke graadmeter van de veiligheid binnen de school. En: meten is weten; dus het registeren van incidenten en de analyse daarvan kan helpen.
Om een sociaal veilig klimaat te creëren, moet je maatregelen treffen om sociale onveiligheid tegen te gaan. Maar het is meer dan dat. Het vraagt ook een bepaalde inrichting met werkprocessen die bijdragen aan een sociaal veilig, pedagogisch klimaat. Dat maakt duidelijk hoe je naast vakinhoudelijke inzet, aandacht kunt en moet besteden aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Het moet antwoord geven op vragen als:
Lees meer over welbevinden en sociaal-emotionele ontwikkeling op de website Onderwijskennis.nl.
Ouders, leerlingen en personeel zijn samen verantwoordelijk voor het pedagogisch klimaat. Ouders zijn dan ook een belangrijke spil in het werken aan een sociaal veilig klimaat. Daarom is het goed om ouders te betrekken bij het vormgeven van beleid; geef hen een rol bij de uitvoering ervan. De relaties binnen de school zijn sterker als:
Bij grensoverschrijdend gedrag moet je de interventies niet alleen richten op de individuele leerling. Richt de interventies ook op de schoolomgeving, de thuisomgeving en leeftijdsgenoten. Het blijkt namelijk dat pas dán de interventies het meest effectief zijn om herhaling van dit gedrag te voorkomen.
Betrokkenheid van ouders en leerlingen heb je niet zomaar. Het betekent ook dat je aandacht moet besteden aan de competenties van het personeel op dit punt. En het vraagt aandacht bij het inrichten van taken en verantwoordelijkheden in de organisatie.
Veiligheid heeft ook te maken met zorg voor leerlingen. Je wilt voor leerlingen immers op school een veilige plek creëren. Zeker als het gaat om leerlingen met een ingewikkelde thuissituatie of met leer- en gedragsproblemen.
Leerlingbegeleiders begeleiden vanuit school leerlingen met leer- en gedragsproblemen. Zij hebben als doel om de leermogelijkheden en leeromgeving zo optimaal mogelijk te maken voor de leerling. Als sprake is van een ingewikkelde thuissituatie kun je als school beroep doen op schoolmaatschappelijk werk. Leerlingenzorg binnen een school gebeurt vaak in samenwerking met externe instanties zoals jeugdzorg en maatschappelijk werk.
Aandacht voor zorg vergroot echter niet automatisch de sociale veiligheid op een school. Individuele leerlingenzorg is dan ook iets anders dan schoolveiligheid. Het helpt natuurlijk wel om binnen je team informatie uit te wisselen over hoe jullie op school en in de klas omgaan met gedragsproblemen.
In de samenwerking tussen de school en ketenpartners (politie, jeugdzorg en maatschappelijk werk) is een paar dingen belangrijk:
Als dit helder is, en je hebt hier een duidelijke visie over, dan helpt dat. Het voorkomt dat bijvoorbeeld jeugdzorg over de grenzen gaat van een school.
Deze partijen betrekken, is niet alleen van belang bij interventies gericht op het aanpakken van incidenten en in situaties van onveiligheid. Je hebt deze partijen ook nodig voor het (mede) vormgeven van veiligheidsbeleid. Daarnaast heb je ze ook nodig voor ondersteuning bij het bevorderen van sociale veiligheid voor alle betrokkenheid. Je moet daarvoor een helder beeld hebben over:
Het hoort bij een veilig schoolklimaat om:
Het uitdragen van de geldende normen en waarden is een verantwoordelijkheid van iedere leraar. Zijn of haar voorbeeldgedrag is daarbij ook cruciaal. Leraren helpen leerlingen vormings- en opvoedingsdoelen te bereiken. Door pedagogisch handelen, verbind je als leraar de persoonlijke, sociale en morele ontwikkeling van leerlingen met het cognitieve leren.
Het bevorderen van sociale veiligheid en het tegengaan van grensoverschrijdend gedrag, is echter niet voor iedere leraar even gemakkelijk. Helaas zijn er ook voorbeelden van leraren en directies die onvoldoende maatregelen nemen of handelingsverlegen blijken te zijn. Daarom is het voor leraren belangrijk dat ze hier coaching op krijgen. Daarnaast is sturing van de schoolleiding op dit thema noodzakelijk.
Ouders kunnen emotioneel zijn, als het gaat om bijvoorbeeld pesten. Soms is er veel loyaliteit naar en weinig reflectie op het gedrag van hun eigen kind. En in sommige gevallen blijkt grensoverschrijdend gedrag door te gaan, ondanks veel interventies vanuit de school. Dan raken ouders gefrustreerd of dreigen zij met rechtszaken.
Dit vraagt veel van leraren op het gebied van vakmanschap, zoals: signaleren, interveniëren en gesprekken met ouders voeren. Bij de benadering van pedagogisch handelen zijn drie perspectieven te onderscheiden:
De pedagogische opdracht van een leraar is: het doelbewust handelen van een leraar. En daarbij werkt hij aan maatschappelijke en ontwikkelingsgerichte leerdoelen rond vorming, opvoeden, burgerschap en sociale integratie.
Bij pedagogisch-didactisch handelen gaat het om vormgeven van het leren zelf. Het pedagogisch klimaat moet bijdragen aan een veilige en zorgzame leeromgeving. Als leraar moet je verschillen tussen leerlingen erkennen. Je speelt daarop in door leerlingen uit te dagen, te ondersteunen en te vertrouwen.
Het pedagogisch klimaat moet zó zijn dat de leerling zich optimaal kan concentreren op de lesstof. Een stimulerend pedagogisch klimaat houdt rekening met basale behoeften van kinderen: behoefte aan goede relaties, aan competentie en autonomie. Meer over het (belang van) pedagogisch klimaat staat in de volgende paragraaf.
Om een veilig schoolklimaat te creëren, is het belangrijk dat je investeert in:
Neem daarbij de volgende aandachtspunten in acht:
Ook in de klas wil je dat er een positief pedagogisch klimaat heerst. In dat geval moet je dus het pedagogisch klimaat van de school ‘vertalen’ naar de situatie in de klas. Je moet het concreet maken:
Biedt activiteiten, programma’s en voorlichting aan gericht op veilig gedrag en het voorkomen van onveilig gedrag. Ook daarmee versterk je de sociale veiligheid op school en daarbuiten. En je vergroot de weerbaarheid van leerlingen en leraren tegen onveilige situaties. Het gaat hierbij voornamelijk om aandacht voor de volgende thema’s, die wij een voor een uitwerken:
Pesten komt helaas op elke school en in elke klas voor. Ook buiten de school: op weg van school naar huis, thuis of op een sportclub. Ook online pesten kinderen elkaar. Wat kun je ertegen doen?
Het helpt als je in de klas met leerlingen praat over pesten. Wat is pesten? Wat doet het met iemand als hij gepest wordt? Hoe kun je elkaar helpen? En hoe kun je hulp vragen als je met pesten te maken hebt? Praten over dit soort vragen helpt leerlingen namelijk om pestsituaties te herkennen en escalatie te voorkomen. Er zijn lespakketten en methodes die leerkrachten helpen deze gesprekken te voeren in de klas.
Pesten kan ook met ouders onderwerp van gesprek zijn. Bijvoorbeeld door het organiseren van ouderavonden. Dan kun je met ouders bespreken wat binnen jullie school is geregeld om pesten te voorkomen en aan te pakken. Daarnaast kun je dan bespreken welke rol ouders hierbij hebben.
Het is goed om binnen lerarenteams te bespreken hoe je signalen van pesten herkent, en wat de vervolgstappen zijn. Elke leraar weet dat pesten niet mag. Maar hoe ga je om met een leerling die bijvoorbeeld tijdens de gymles de kleding van een klasgenoot verstopt? Mag je dit zien als grap? Wanneer is het pesten? Wanneer gaat het een grens over?
Bovendien zie je als vakdocent niet altijd alles. Het kan iets eenmaligs zijn, maar je weet niet of er bij andere vakken of op andere momenten rond deze leerlingen vergelijkbare incidenten plaatsvinden. Hoe communiceer je onderling, én naar ouders en leerlingen over de afspraken die er zijn gemaakt? Waar kunnen ouders en leerlingen terecht als zij met pesten te maken krijgen? Het is zinvol om dit soort vragen binnen het team te bespreken. Je kunt school-breed aandacht besteden aan pesten met behulp van anti-pestprogramma’s.
Meer informatie over pesten vind je op onze themapagina Pesten.
Het is belangrijk dat kinderen en jongeren zich op een gezonde manier seksueel ontwikkelen. Ze moeten leren verantwoorde keuzes te maken op seksueel gebied. Ook op school en binnen de klas krijg je hiermee te maken. Het doel van relationele en seksuele vorming op school is dan ook hen hierbij te ondersteunen.
Door al op jonge leeftijd te starten met scholing over seksuele en relationele vorming raken leerlingen vertrouwd met het thema. Door hier op school aandacht aan te besteden, krijgen zij betrouwbare informatie. Ze durven daardoor eerder vragen te stellen over seksualiteit. Daarnaast ontwikkelen zij waarden en normen. En tot slot maakt het hen weerbaarder en leren zij respectvol met elkaar om te gaan.
Nog een aantal voordelen:
Leraren en leerlingen vinden het vaak spannend om over seksualiteit en relaties te praten. Daarom is het belangrijk dat je met je verhaal aansluit bij de ontwikkeling en behoeften van de leerlingen. En ook is het goed om vooraf enkele afspraken te maken met je leerlingen. Bijvoorbeeld:
Enkele tips: Start met lessen als kinderen elkaar al wat langer kennen. Zorg ook voor een goede opbouw in de lessen, begin dus niet de eerste keer met de spannendste les. Sta zelf open voor het thema seksualiteit. Signaleer vragen en problemen op het gebied van relaties seksualiteit. En verwijs door naar de vertrouwenspersoon of mentor als dat nodig is.
Meer informatie hierover vind je op onze themapagina’s Seksuele integriteit en Seksuele diversiteit.
Op school bereid je leerlingen voor op deelname aan de maatschappij. Er zijn verschillende manieren waarop scholen de opdracht tot bevordering van burgerschap en integratie kunnen invullen. Er is niet één manier de beste of voor alle situaties geschikt. Verschillende elementen spelen hierbij een rol: samenstelling van de leerlingen en de wensen van ouders, binnen de grenzen van wet. Scholen hebben daarom ruimte voor eigen invulling.
Waar gaat burgerschap over? Leerlingen leren op de thema’s diversiteit, acceptatie en tolerantie te reflecteren op het eigen handelen. Daarnaast leren zij een respectvolle houding naar hun omgeving te hebben. Ook leren zij bij te dragen aan de zorg voor diezelfde omgeving. Tot slot leren leerlingen over en maken kennis met verschillende achtergronden en culturen van hun leeftijdgenoten.
Volgens de Kerndoelen Primair Onderwijs bieden de scholen leerlingen in het basisonderwijs lesstof aan over:
Volgens de Kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs bieden scholen leerlingen lesstof aan over:
Meer informatie over burgerschap vind je op onze themapagina Burgerschapsvorming.
Positief sociaal gedrag van leerlingen bevordert de veiligheid op school. De school besteedt in de lessen aandacht aan:
Leraren en ouders zijn hierbij rolmodellen voor de kinderen. Er bestaan verschillende lespakketten, methodes en programma’s om met dit thema aan de slag te gaan.
In onze kennisbank vind je artikelen over sociale competenties.
De maatschappelijke impact van (sociale) media wordt steeds groter. Daarom is het belangrijk dat leerlingen kritisch met (sociale) media leren omgaan. Ze moeten leren hoe ze al die informatie kunnen filteren en hoe ze actief en bewust deel kunnen nemen aan onze mediasamenleving. Ook de school heeft hier een rol in.
In onze kennisbank vind je artikelen over mediawijsheid.
Wat maakt dat jongeren radicaliseren? Dat kan verschillende oorzaken hebben, of een combinatie van factoren:
Als onderwijsprofessional krijg je er ook mee te maken in de les. Wat kun je daartegen doen? Allereerst: doorbreek het wij/zij-denken, neem basisbehoeften serieus, biedt leerlingen hulp aan die ze nodig hebben en creëer een sociaal veilig klimaat.
Het is van belang in contact te blijven met leerlingen. Ga het gesprek aan als een leerling grensoverschrijdend gedrag vertoont. En doe dat ook als een leerlingen een zorgelijke thuissituatie heeft. Het is belangrijk dat alle leerlingen het gevoel hebben: erbij te horen, niet gediscrimineerd te worden en gezien te worden.
Als het gaat om het tegengaan van polarisatie en discriminatie, blijkt dat het beter is niet te veel nadruk te leggen op de verschillen. In dit soort gevallen is het vaak beter om met leerlingen te praten over gemeenschappelijkheden. Hierdoor kan eventuele angst afnemen.
Help leerlingen kritisch en genuanceerd te denken. Dit doe je door actualiteiten in de hele groep te bespreken. Allerlei lesmateriaal rondom kritisch burgerschap en debatteren kunnen je hierbij helpen. Wees expliciet in kledingvoorschriften en omgangsregels: wel of geen hoofddoek, wel of geen handen geven als begroeting. Hou daarbij rekening dat ze niet in strijd zijn met de wet op gelijke behandeling.
Meer informatie over radicalisering vind je op onze themapagina Radicalisering.
Je wilt voorkomen dat leerlingen, ouders en ook personeel te lang in hun eentje worstelen met een onveilige situatie. Dan kan deze immers escaleren. Communiceer daarom duidelijk bij wie ze in dat soort situaties terecht kunnen.
Dit kun je communiceren via de website, de nieuwsbrief en/of de schoolgids. Ook kun je er gesprekken over organiseren, zoals een ouderavond, een vergadering, of een groepsgesprek in de les.
Personeelsleden met een sleutelfunctie in het omgaan met onveilige situaties – zoals bijvoorbeeld de mentor of de vertrouwenspersoon – kunnen voorlichtingslessen geven aan alle klassen.
Zowel onderwijzend als onderwijsondersteunend personeel kan te maken krijgen met grensoverschrijdend gedrag. Training en scholing leert hen adequaat in te spelen op situaties van onveiligheid.
Zij moeten bijvoorbeeld goed kunnen communiceren met ouders. En leraren moeten in de les in kunnen spelen op actualiteiten, zoals incidenten die te maken hebben met radicalisering of pesten. Zoek je scholing over sociale veiligheid in het onderwijs? Bekijk dan ons agenda voor al ons aanbod. Wij bieden bijeenkomsten op vaste momenten, maar wij bieden ook incompany trainingen.
Grensoverschrijdend gedrag vindt vaak plaats buiten het zicht van de leraar. Voorbeelden hiervan zijn: pesten als de leraar zich omdraait naar het digibord, agressie in het fietsenhok, en/of discriminatie op sociale media.
Aan de sfeer in de groep en aan het gedrag van leerlingen kun je als leraar merken dat er iets niet in orde is. Bijvoorbeeld wanneer een praatgrage leerling opeens heel stil is, wanneer een leerling aan het eind van de les steeds aan het bureau van de leraar staat voor een kletspraatje of wanneer er een broeierige sfeer in de groep hangt.
Je kunt er niet altijd meteen de vinger op leggen. En het kan ook heel goed zijn dat het gevoel weer over waait. In een fractie van een seconde neem je als leraar een beslissing over wat je gaat doen, wat je wel en niet bespreekt in de klas, binnen het team of met ouders.
Het is belangrijk om grensoverschrijdend gedrag tijdig te signaleren, te begrenzen en aan te pakken. Dat zorgt er namelijk voor dat situaties niet escaleren en de gevolgen voor slachtoffers zo veel mogelijk beperkt blijven. Op het moment dat duidelijk is dat leerlingen gedrag vertonen dat jullie op school niet tolereren, moet je als onderwijsprofessional in actie komen. Welke actie volgt, hangt af van de afspraken die hierover op school zijn gemaakt.
In het veiligheidsplan staan protocollen die onderwijsprofessionals moeten volgen. Een protocol:
Kortom: een protocol is een concreet handelingsplan gebaseerd op de visie van de school.
Medewerkers wegen voortdurend af of gedrag van leerlingen toelaatbaar is, of dat het een grens overschrijdt. Vaak is het niet zo zwart-wit. De context van een situatie bepaalt hoe een leraar het gedrag duidt of inschat.
Het helpt om met collega’s deze afwegingen bespreken. Het maakt het gemakkelijker om de grens tussen toelaatbaar en niet toelaatbaar te bepalen. Ook zorgt het ervoor dat je gezamenlijk één lijn kunt trekken. Het is zinvol om met collega’s te bespreken hoe je hebt opgetreden bij gevallen van grensoverschrijdend gedrag. Ook kun je het in bepaalde gevallen met de betrokken ouders bespreken. Dat levert meestal meer begrip én samenwerking op.
Als er op school een ernstig incident plaatsvindt, is de hele schoolgemeenschap in shock. Dan is goede en snelle communicatie met medewerkers, leerlingen en ouders van belang. Dat zorgt ervoor dat de onrust niet onnodig vergroot raakt.
Schakel experts in; zij staan de school bij en adviseren bij de opvang van leerlingen, ouders en medewerkers. Daarnaast kunnen zij het schoolpersoneel helpen de leerlingen op te vangen. Stichting School & Veiligheid beschikt over een calamiteitenteam dat je in geval van een calamiteit altijd kunt raadplegen.
Hanteer een draaiboek dat omgaan met calamiteiten/incidenten beschrijft. Wanneer een ernstig incident de school treft, komen de media daar op af. Het is daarom belangrijk daarop voorbereid te zijn. Wijs bijvoorbeeld een woordvoerder aan en spreek met elkaar af wat jullie wel en niet naar buiten brengen.
Meer informatie over calamiteiten vind je op onze themapagina Calamiteiten.
Kennisbank artikelen over dit onderwerp:
Schoolveiligheidsbeleid is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur en de schooldirectie. In dit artikel lees je welke rol de medezeggenschapsraad kan spelen binnen het sociale veiligheidsbeleid van school.
Schoolveiligheid is primair een zaak van de school zelf. Dat betekent niet dat de school er helemaal alleen voor staat. Er zijn zaken waarbij de school samen kan of zelfs moet werken met de politie. In dit artikel zetten wij de belangrijkste zaken voor een goede samenwerking tussen school en politie op een rij.
Ouders, leerlingen en personeel hebben het recht om te klagen. Dit klachtrecht is zelfs wettelijk vastgelegd (Kwaliteitswet 1998). Wat houdt dit in?
Verankeren van sociale veiligheid: wat houdt dat in? Het betekent dat de school datgene doet wat nodig is om structureel te werken aan het bevorderen van een veilig schoolklimaat. Hierbij hoort ook het voorbereid zijn op en het voorkomen van mogelijke onveilige situaties en incidenten.
Om sociale veiligheid goed te kunnen verankeren, moet je dit onderwerp een plek geven in werkprocessen op individueel, groeps-, en schoolniveau. Het is ingebed in de pedagogische aanpak, de kwaliteitszorg, het personeelsbeleid en de schoolontwikkeling. Op die manier leeft het in de hoofden en het handelen van iedereen in de school. Je waarborgt sociale veiligheid door (minimaal) de volgende drie zaken:
Op papier hebben de meeste scholen hun veiligheidsbeleid op orde; dat blijkt uit rapportages van de Onderwijsinspectie. Bijvoorbeeld door de aanwezigheid van protocollen. Daarmee probeer je op school belangrijke veiligheidsissues zoveel mogelijk voor te zijn. Denk bijvoorbeeld aan (cyber)pesten, agressie tegen personeel en ander ongewenst gedrag.
Leerlingen en personeel een veilige omgeving bieden, vraagt echter meer dan alleen het bezitten van papieren plannen en protocollen. Het vraagt om een proactieve houding, en een constante vinger aan de pols. Als de juiste medewerkers weten wat er speelt, kun je knelpunten sneller signaleren. En pas dan kun je daar beleid op maken.
Dit betekent dat het zorgen voor een veilig klimaat een continu proces is. Grensoverschrijdend gedrag zal er altijd zijn. Er ontstaan ook steeds weer nieuwe uitingsvormen via nieuwe kanalen. Hier moet je dus alert op blijven. Daarnaast kun je hierop voorbereid zijn door te onderzoeken hoe je er als school voor kunt zorgen dat je herhaling van dit gedrag zoveel mogelijk voorkómt.
Om dat te realiseren, maak je het onderwerp ‘sociale veiligheid’ tot een voortdurend en vanzelfsprekend punt van aandacht in alle werkprocessen binnen de school. Je leert van elkaar als je ervaringen deelt. Ook kun je van elkaar leren door handelingen en gevolgde procedures met collega’s, leerlingen en ouders te bespreken. Dit maakt het ook inzichtelijk waar je als school extra of ander beleid op moet maken.
Het gaat dan onder andere om punten als:
De cyclus kent een aantal componenten:
Je moet vaststellen:
Persoonlijke en pedagogische waarden van leraren en schoolleiders bepalen hoe zij op gedrag van leerlingen reageren. En dat is van grote invloed op het schoolklimaat.
Het gedrag van een schoolleider is voorbeeldgedrag voor het team. En het gedrag van de leraar is dat op zijn beurt voor leerlingen. Dat betekent dat je voortdurend moet werken aan het bereiken van gedeelde waarden en normen. Vervolgens moet je afstemmen hoe dit vorm krijgt in het handelen van alle medewerkers.
Tijdens hun opleiding hebben leraren geleerd hoe zij bijvoorbeeld om moeten gaan met pestgedrag. Dat biedt alleen niet altijd antwoord op de problemen van nu. Zo zijn er steeds weer nieuwe mogelijkheden en nieuwe kanalen. Hoe ga je bijvoorbeeld om met een pest-app die leerlingen de kans geeft anoniem via internet nare dingen over klasgenoten te zeggen die de hele school mee kan lezen? Er is op dat moment niemand die je persoonlijk kunt aanspreken op dit grensoverschrijdende gedrag. Dat geeft natuurlijk onrust in een klas, en het vraagt een school-brede aanpak. Een aanpak die uitgaat van gedeelde waarden en normen.
Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor situaties die raken aan radicalisering. De maatschappij verandert voortdurend en onderwijsprofessionals moeten daarin mee (kunnen) groeien. Zij hebben ruimte nodig voor professionalisering, samenwerking en afstemming. Door deze ruimte te creëren legt de schoolleiding de verbinding tussen formele kaders en een sociaal veilig schoolklimaat.
Vragen die hierbij een rol spelen, zijn bijvoorbeeld:
Sociale veiligheid verankeren en bevorderen, vereist een school-brede aanpak. De school kiest hierbij interventies, programma’s en methoden die aansluiten bij de visie, normen en waarden van de school. Daarnaast moeten deze insteken op zowel individueel, klassikaal als schoolniveau.
Deze interventies hangen met elkaar samen en je moet ze dan ook systematisch en gefaseerd inzetten. Betrokkenheid van en samenwerken met ouders hierin, maakt dat leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen. Bij samenwerking tussen school, ouders en schoolomgeving is de kans het grootst dat leerlingen leren wat de grenzen en effecten zijn van hun gedrag. Grensoverschrijdend gedrag houdt niet op bij het verlaten van het schoolplein. Op weg naar huis, bij de sportvereniging en digitaal gaat het gewoon verder.
Zorgen voor sociale veiligheid is niet een opdracht die op zichzelf staat. Het is een integraal bestanddeel van de cycli van:
Inbedding in de totale pedagogische aanpak en schoolontwikkeling is een voorwaarde voor het creëren van sociale veiligheid. Vragen die je daarbij kunt stellen, zijn:
Meld je net als 13.000 anderen aan voor onze nieuwsbrief en ontvang iedere maand actuele informatie over sociale veiligheid op school.